Elk kind en dus ook elke jeugdspeler is uniek

De doelstellingen die de KNVB per leeftijdsfase bij de jeugd heeft neergezet is logisch en past goed bij de ontwikkelingspsychologie van de mens van 7 tot 21 jaar

De doelstellingen die de KNVB per leeftijdsfase bij de jeugd heeft neergezet is logisch en past goed bij de ontwikkelingspsychologie van de mens, van O7, waar het gaat om het beheersen van de bal, naar O9 waar het gaat om doelgericht handelen tot de O19 waar het gaat om presteren als team in de competitie. 

Van een peuter die in de ‘ik-gecentreerde wereld’ leeft naar een jongvolwassene die bijna als een volwassene zelfstandig moet kunnen instaan voor de gevolgen van al zijn gedragingen. De leeftijdskenmerken geven een trainer veel inzicht om bepaalde ontwikkelingen bij jeugd te begrijpen.  Elk kind en dus ook elke jeugdspeler is uniek, dat is belangrijk om te beseffen bij het begeleiden van jeugdspelers tijdens het trainen of tijdens de wedstrijden. Veel factoren spelen een rol in de ontwikkeling van jeugdspelers, waardoor deze nooit met een rechte lijn omhoogloopt. De ontwikkeling van ieder kind is in veel opzichten grillig: fysiek, cognitief en sociaal-emotioneel. Jeugdspelers begeleiden is mede daarom dan ook een enorm mooie, maar ook uitdagende taak. Als je dit goed doet, kun jij het verschil maken voor al jouw spelers.


Als trainer is het belangrijk te weten wat de beginsituatie is van de speler. Die beginsituatie bestaat uit onder andere geslacht, afkomst, leeftijd, leefomstandigheden, voetbalvaardigheid, voetbalkennis/-inzicht en sociale competenties. Het is vooral belangrijk om naar het individu te kijken. Zeker bij de jeugd moet dat voorop staan. Jeugdvoetbal noem ik wel eens een individuele sport wat betreft het opleiden van spelers binnen de selectieteams. Daarbuiten is het vooral belangrijk dat spelers zich op hun gemak voelen en dus voetballen en sporten met hun vrienden omdat het heel erg leuk is. Wij zijn ons er van bewust dat het vak trainer/docent er niet om draait de ander mijn wil of idee op te leggen, maar om vanuit de speler te kijken. Daarbij gaat het over bijvoorbeeld geslacht, karakter, gewoontes, normen, waarden en motivatie.

Doelgroep: O8/O10/O12

Licht tot matige intensiteit

Het is geen doel voor deze kinderen zichzelf te ontwikkelen tot voetballer. Ze vinden samen met hun vriendjes en vriendinnetjes voetballen heel leuk en ze leren spelenderwijs, onbewust al heel veel. Zelfs van het samen opruimen van de materialen kun je een spelletje maken. “Welke speler ruimt de meeste pionnen op?” 

Het motto is: ik en de bal. Wedstrijdjes draaien om de bal. Eenmaal aan de bal, blijkt het voor sommigen toch nog heel lastig om de bal bij zich te houden. Voor anderen is de bal al meer een middel om doelpunten te maken of om kansen te creëren.  


Een jonge O8/O9-speler is zijn kleutertijd nog niet helemaal ontgroeid en kan alles nog op zichzelf betrekken. Ik en de wereld. Dit gezonde egocentrisme is geen egoïsme. Het is een natuurlijk ontwikkelingsproces en gaat vanzelf voorbij. De al wat oudere, verder ontwikkelde O8/O9-speler zal al steeds meer het mogelijke gunstige effect gaan zien van het overspelen naar een speler die er beter voor staat. Van bewust samenwerken is meestal nog geen sprake. Wees je bewust van de verschillen tussen de kinderen en laat ze hun eigen, veelal nog individuele, spel spelen. 


Spelregels worden al duidelijker   

De kinderen weten in welke richting ze moeten voetballen, dat ze moeten scoren in het andere doel en moeten voorkomen dat er in hun eigen doel gescoord wordt. De belangrijke spelregels van de wedstrijd begrijpen ze inmiddels. 


Heeft weinig geduld en is snel afgeleid 

De kinderen willen bewegen, niet per se luisteren. Een korte spanningsboog hoort nu eenmaal bij deze kinderen. Zorg dan ook voor veel afwisselingen van de activiteiten, voetbalvormpjes, een rustmoment of drinkpauze tussendoor, een korte concrete instructie en laat ze weer snel doorgaan met voetballen. Dit kunnen ze op deze manier zeker een uur volhouden.


Eén plaatje zegt meer dan 1000 woorden 

Wanneer je praat met de kinderen, doe dit op hun ooghoogte. Belangrijker nog, doe zoveel als mogelijk voor! De kinderen zijn namelijk enorm visueel ingesteld en leren vooral door te kijken en na te doen, zeker van hun trainer en idolen! Geef met name aanwijzingen gericht op de ruimte, dus bijvoorbeeld ‘probeer de bal tussen de pionnen te mikken’ in plaats van aanwijzingen op het lichaam te geven als ‘plaatsing en richting van het stand- en zwaaibeen  etc.’  De kinderen houden van duidelijkheid en herkenbaarheid. Geef ze deze door niet iedere keer te willen veranderen. Bouw een structuurtje waarin een bepaalde mate van continuïteit en herhalingen zit, maar waar ook ruimte is voor verandering. Door de herhalingen kunnen successen ervaren worden en door weer wat nieuws toe te voegen zullen ze weer uitgedaagd zijn. Doordat ze altijd wel even nodig om weer te wennen aan veranderingen zullen er dingen zowel lukken- als mislukken en dat is prima. 


Heeft behoefte aan aandacht en geborgenheid 

Probeer ieder kind de juiste aandacht te geven. Ze hebben hier allemaal in zekere mate behoefte aan aandacht en geborgenheid. Begeleid ze door het seizoen heen stuk voor stuk op hun eigen niveau. Zaken die voor ene speler als vanzelfsprekend zijn en gaan, kunnen voor een ander wat moeizamer verlopen en vragen dus meer aandacht van jou! Probeer de kinderen zich ook thuis te laten voelen in de groep. Laat ze bijvoorbeeld iets voordoen voor de groep en complimenteer ze. Dit zal hun zelfvertrouwen doen toenemen. 


Jongens en meiden 

Voor deze leeftijden geldt dat er nauwelijks verschillen zijn tussen jongens en meiden. Reden te meer om op eenzelfde manier met ze om te gaan. Als er al verschillen zijn, dan zijn deze gebaseerd op het individu en niet op basis van geslacht. Wel kunnen meiden in deze leeftijd gemiddeld al iets eerder oog krijgen voor samenwerken omdat ze communicatief eerder vaardiger kunnen worden dan jongens. Makkelijker praten is makkelijker uiten. Dit kan bijvoorbeeld blijken uit een verschil in omgang met een conflict. Gemiddeld genomen zal een meisje een conflict eerder aangaan door te gaan praten en hun ongenoegen pratend te uiten. Jongens kunnen wat meer moeite hebben om zich te uiten waardoor ze mogelijk eerder boos worden of zich gaan uiten door bijvoorbeeld te gaan duwen (fysiek te worden). Uiteraard is dat individueel erg verschillend. Er zijn ook jongens die zich middels praten prima kunnen uiten en er zijn ook meiden die daar juist meer moeite mee hebben. Juist dit kunnen jongens en meiden in deze leeftijd van elkaar leren. Jongens leren van meiden om zaken pratend op te lossen. Meiden leren van jongens om ook echt grenzen te stellen.


Doelgroep: O13/O15 

Middelmatige intensiteit.

Deze doelgroep is vaker al wat serieuzer en leert steeds meer kennismaken met voetballen op een hoger en serieuzer niveau. Wat kan en wil de O13/O15-speler? Op deze leeftijd krijgen jeugdspelers oog voor meer dan alleen de bal en zijn ze steeds beter in staat om samen doelgericht te spelen. O13/O15 Ze spelen in een wedstrijdvorm 8 tegen 8 of 11 tegen 11 en leren binnen het team te spelen vanuit een eigen basistaak. O14/O15-spelers zetten hun eerste stap naar de volwassenheid. Als het gaat om voetbal, doen ze dat met overgave. Ze storten zich op hun posities en taken in het veld, staan open voor samenwerking en worden fysiek sterker. Ze beginnen het veeleisende 11 tegen 11-spel beter te beheersen.


Doelgroep: O17/O19 - O21

O16/O17-spelers rijpen stormachtig, fysiek en geestelijk. De fysieke belastbaarheid wordt groter, maar spelers blijven op deze leeftijd kwetsbaar voor overbelasting. Met de juiste begeleiding zijn deze ongeleide projectielen in staat om gezamenlijk een resultaat neer te zetten. O18/O19-spelers zijn fysiek en geestelijk rijp om hun aangeboren talenten, de voetbalvaardigheden die ze zich hebben eigengemaakt én alle lessen die hen tot nu toe zijn aangedragen in dienst te stellen van het teamresultaat. Ze spelen als team – om te winnen.